We gaan er voor. Op 7 februari 2021 voeren als het even kan de cantate BWV 18 uit in één cantatedienst. Mogelijk zelfs tweemaal op deze zondag of anders wellicht op 31 januari. Houd verdere berichtgeving vooral goed in de gaten of laat je abonneren op onze nieuwsbrief.
Bach maakte deze cantate in 1714 toen hij in Weimar organist en kamermusicus was aan het hof. Dus één van de allereerste. En in een heel bijzondere bezetting: een continuo groep en 4 solerende altviolisten. In deze cantate zien we Bach al naar hartenlust experimenteren. Er is ook een versie uit 1724, uit zijn tijd in Leipzig, met andere toonzetting en instrumentale bezetting. Wij voeren deze Weimar versie speciaal voor deze tijd uit met een klein koor van 6 zangers. Solisten zijn: Agnes van Laar (sopraan), Gerben Houba (tenor) en Ben Brunt (bas).
Het thema van deze cantate is de parabel van de zaaier, de verzen 4-15 uit Lucas 8. Over hoe Gods woord verschillende wijzen wordt ontvangen. “Maar op een vruchtbare akker – waar regen en sneeuw valt – is het effect van Gods woord verreweg het grootst.” Deze tekst staat voorgeschreven als evangelielezing voor de zondag Sexagesima, in 2021 ….. 7 februari. De tekst wordt in het derde deel van de cantate in eigen woorden verteld. In het tweede deel echter haalt de cantate Jesaja 55 10-12 aan, waar Gods woord juist wordt voorgesteld als “regen en sneeuw”, het woord Gods dat goed gedijt op een vruchtbare akker. In de afbeelding een ets van Jan Luyken uit 1712 naar deze parabel (Rijksmuseum).